Agressieve huurder moet ontruimen

9 januari 2015

 

Het Gerechtshof te Arnhem heeft in een recent arrest klip en klaar duidelijk gemaakt dat agressie van huurders tegen medewerkers van een woningcorporatie niet door de beugel kan.

Er zijn al veel uitspraken bekend van diverse rechters die verschillend hebben geoordeeld over de vraag of een agressieve huurder moet gaan ontruimen. De tendens in de afgelopen jaren was vaak dat medewerkers van een woningcorporatie tegen een stootje moeten kunnen.

Kentering:

Het Gerechtshof te Arnhem heeft op 24 juni 2014 een ander signaal afgegeven: een verhuurder moet er op kunnen rekenen dat huurders haar personeel geen geweld aan doen en niet bedreigen. Zonder voldoende veiligheid voor haar medewerkers kan een woningcorporatie haar werk niet doen, wat niet alleen de interne organisatie van de woningcorporatie raakt, maar ook de dienstverlening aan de huurders van die corporatie.

De feiten: 

De woningcorporatie renoveerde een groot aantal woningen. Huurder X kon op 4 oktober 2013 zijn gerenoveerde appartement in ontvangst nemen, maar was niet aanwezig.

Een paar dagen later was deze huurder wel aanwezig in het complex en zag dat een opzichter van de verhuurder in een ander appartement bezig was met een oplevering. Samen met een andere persoon is huurder X naar dat appartement gegaan en heeft zich agressief opgesteld tegen deze opzichter. Huurder X schreeuwde: “Dood aan de verhuurder en de aannemer!” Daarnaast hoorde de opzichter vanuit de gang de woorden: “Doe open of ik trap hem in!” De opzichter heeft in het betreffende appartement de oplevering afgebroken en is via de geopende deur in gesprek gegaan met huurder X. Eén en ander heeft tot geweld geleid, waarbij de opzichter gewond is geraakt.

Huurder X bood later alsnog zijn excuses aan, maar de verhuurder nam de zaak hoog op. De verhuurder startte een procedure tot ontruiming.

De Kantonrechter kwam in kort geding tot een afwijzend vonnis. In hoger beroep ging het Hof uitgebreid in op deze kwestie en woog daarbij uitdrukkelijk mee dat huurder X ongeveer een maand later aan werklieden van de aannemer (die in dat complex nog steeds aan het werk waren) heeft gezegd dat hij het adres wilde hebben van de opzichter. Toen de betreffende timmerman aangaf dat hij dat niet wist, zei huurder X: “Dan achtervolg ik hem wel een keer en als ik weet waar hij woont, dan is hij van mij.”

Oordeel Hof:

Het Hof vinkte al deze argumenten af en constateerde simpelweg dat alleen al het eerste incident van zodanige ernstige aard was dat in redelijkheid nauwelijks was te betwijfelen dat in een op te starten bodemzaak de ontbinding van de huurovereenkomst zou worden uitgesproken. Het Hof woog zwaar mee huurder X zich met bedreiging de toegang tot een woning van een derde had verschaft, klaarblijkelijk omdat hij vastbesloten was om verhaal te halen bij de in die woning aanwezige opzichter. De woorden die later aan de werklieden zijn gezegd worden daarbij ook zwaar meegewogen.

Conclusie:

Elke zaak staat op zich. De hier gepresenteerde feiten zijn in onderling verband beschouwd een opeenstapeling van meerdere, ernstige gebeurtenissen. De rode draad in het oordeel van het Hof is echter wel dat duidelijk wordt gemaakt dat een verhuurder geweld door huurders tegen medewerkers niet hoeft te gedogen.